‘Waar het op aankomt’
Er zijn steeds meer mensen die de kerkdienst een saaie en weinig inspirerende bijeenkomst vinden waar weinig geestdrift te vinden is. De kerk worstelt met haar identiteit. Het lijkt er in het algemeen op dat ondanks alle inspanningen, zowel landelijk als plaatselijk, in het algemeen de veranderingen nog niet de vernieuwing hebben gebracht waarop veel mensen hadden gehoopt. Wat is er aan de hand met de identiteit van de kerk? Volgens velen is er ondanks evangelicale oplevingen sprake van verstarring en van wat wordt genoemd het ‘rondpompen’ van leden. De kerk is voor velen blijkbaar nog steeds te log. Er is veel aandacht voor structuren en procedures, maar wordt de kerk daar meer missionair of diaconaal van? De gerichtheid naar binnen krijgt veel aandacht, maar hoe zit het met de gerichtheid naar buiten? De vervreemding tussen kerk en samenleving lijkt steeds groter te worden.
Er zijn allerlei mensen die me willen laten geloven dat die vervreemding tussen kerk en samenleving onoplosbaar is, dat de verschillen tussen de geloofsculturen onoverbrugbaar zijn en dat jongeren het wel hebben gehad met de kerk.
Ik wil er niet aan, want ontmoeting, verbinding, gerechtigheid, duurzaamheid en leefbaarheid zijn hoogst actuele waarden en liggen heel dicht bij de kernwaarden van de kerk. In veel gevallen haken de mensen niet zelf af, maar is het eerder de kerk die zich vervreemd heeft van wat er leeft. Kerkleden zullen dan ook kritisch moeten kijken naar zichzelf. Durven kerken onze tijd en onze cultuur open tegemoet te treden. Steeds meer weken en weekenden worden door de kerkgangers in een andere omgeving doorgebracht. Daardoor verliest het kerkelijk leven aan continuïteit. De zondagse diensten kennen een steeds kleiner en sterk wisselend publiek. Durven kerkleden realistisch onder ogen te zien hoezeer ze zelf deel zijn geworden van alle snelle veranderingen. De betrokkenheid van 30-45 jarigen loopt enorm terug. Wanneer hun kinderen afscheid nemen van de kindernevendienst wordt er meer en meer ook door ouders afscheid genomen van de kerk. Durven leden van de kerk open te zijn naar zichzelf, zodat ze niet verkrampen in angst en onzekerheid, niet behoudzuchtig worden, niet wegvluchten voor moeilijke vragen en geen genoegen nemen met oppervlakkige antwoorden. Durven ze open te zijn naar elkaar, ook in het gesprek met jongeren? Laten we maar eens met en minder over hen praten. Jongeren vormen niet alleen de kerk van de toekomst, zoals zo vaak wordt gezegd, maar zijn ook de leden van de kerk van nu.
Op welke manier kan er een frisse wind gaan waaien in de kerk? Waar komt het op aan? De grote vraag is volgens mij: durven we de wegen van de geloofstraditie open te houden en open te zijn naar de Ander: wandelen met de Eeuwige? Ruimte laten voor het geheim, voor de kracht van de Geest, voor aan- en tegenspraak vanuit de Schriften? Ik denk dat het hier op aankomt.
Gerrit Olsman